Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·kop·pe·ling
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord afkoppeling afkoppelingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de afkoppelingv

  1. het verbreken van een verbinding
     Het ISS begint aan het einde van zijn levensduur te komen, maar de Amerikaanse ruimtevaartorganisatie NASA en westerse partners Japan, Canada en Europa, willen dat het tot 2031 operationeel blijft. Het Russische deel is tot nu toe noodzakelijk gebleken om het ISS in een baan rond de aarde te houden. Afhankelijk van wat de Russische terugtrekking concreet betekent, zoals afkoppeling van het Russische deel, ontstaan er dus mogelijk problemen voor de westerse ruimtevaartorganisaties om het station te blijven gebruiken.[2]
     98 procent van de 6 miljoen Nederlandse woningen is nu aangesloten op het gasnet. De afkoppeling is nodig om de klimaatdoelstellingen te halen, en om de gaswinning in Groningen te kunnen beëindigen. Vanaf 2030 mag er uit het Groningenveld geen gas meer worden gehaald, vanwege de aardbevingen die daar plaatsvinden. Het gas dat daarna nog nodig is moet grotendeels worden geïmporteerd.[3]
Synoniemen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Rusland: we trekken ons per 2024 terug uit ISS” (Dinsdag 26 juli 2022, 15:05), NOS
  3.   Weblink bron
    Reinalda Start en Ben Meindertsma
    “Tientallen gemeenten willen snel huizen van het aardgas halen” (Dinsdag 26 juni 2018, 15:52), NOS