afkoelen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- af·koe·len
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van af bw en koelen ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afkoelen |
koelde af |
afgekoeld |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
afkoelen
- ergatief, onpersoonlijk kouder worden
- Het water koelde langzaam af.
- ▸ Deze warme lucht koelt dan langzaam af en bij een bepaalde temperatuur, die afhankelijk is van de soort lucht, condenseert de waterdamp en dan ontstaan er wolken. Als die wolken gaan groeien, vinden er meer bewegingen in de wolk plaats en is er meer kans op onweer, legt de woordvoerder van Weerplaza uit.[1]
- overgankelijk kouder doen worden
- Hij koelde de hete plaat af door er water op te gooien.
- (figuurlijk) minder boos worden; tot rust komen
- Het was moeilijk de verhitte gemoederen af te koelen.
- ▸ Een koude herfstwandeling was in ieder geval niet verkeerd, hij moest zowel vanbinnen als vanbuiten afkoelen.[2]
- (kookkunst) een warme bereiding kouder laten worden
- Je moet de pudding afkoelen om ze stijver te laten worden.
Vertalingen
1. kouder worden
Gangbaarheid
- Het woord afkoelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "afkoelen" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “Dit is waarom het vaker onweert als het warmer wordt” (Vrijdag 24 juni 2022), NU.nl
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“1968, De grote eeuw deel 7” (2017), Uitgeverij Prometheus, ISBN 9789044633535
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be