Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·klop·te

Werkwoord

vervoeging van
afkloppen

afklopte

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van afkloppen
    • ... dat ik afklopte. 
    • ... dat jij afklopte. 
    • ... dat hij, zij, het afklopte.