Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·ge·zwak·te

Bijvoeglijk naamwoord

afgezwakte

  1. verbogen vorm van de stellende trap van afgezwakt

Werkwoord

vervoeging van: afzwakken…
verbogen vorm: afgezwaktee

afgezwakte

  1. verbogen vorm van afgezwakt, voltooid deelwoord van afzwakken

Gangbaarheid