afgewind
Niet te verwarren met: afgewend, afgewonden |
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- af·ge·wind
Woordherkomst en -opbouw
- samenstellend afgeleid van af (bijwoord) en wind#Zelfstandig naamwoord (zelfstandig naamwoord) met het voorvoegsel ge- [1]
stellend | |
---|---|
onverbogen | afgewind |
verbogen | (alleen predicaat) |
Bijvoeglijk naamwoord
afgewind
- met wind die van een bepaalde plaats wegblaast
- In het zo landelijk gelegen boerendorpje had men de noodklok niet gehoord. Dit was alleszins verklaarbaar. Immers de N. W.- storm was voor die bewoners afgewind. [2]
Antoniemen
Gangbaarheid
- Het woord 'afgewind' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.