Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·ge·voerd
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van: afvoeren…
verbogen vorm: afgevoerde

afgevoerd

  1. voltooid deelwoord van afvoeren
     De diarreeaanval had als een sluipmoordenaar in vol daglicht toegeslagen. Moniek werd met een ambulance afgevoerd.[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen