Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·ge·stu·deerd
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van: afstuderen…
verbogen vorm: afgestudeerde

afgestudeerd

  1. voltooid deelwoord van afstuderen
stellend
onverbogen afgestudeerd
verbogen afgestudeerde

Bijvoeglijk naamwoord

afgestudeerd

  1. de studie voltooid hebbend
    • Mijn dochter is een afgestudeerde meester in de rechten. 
Synoniemen

Gangbaarheid