Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·ge·speeld
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van: afspelen…
verbogen vorm: afgespeelde

afgespeeld

  1. voltooid deelwoord van afspelen
     Het drama dat zich in Turkije had afgespeeld, was logischerwijze de basis van Jeroens ineenstorting.[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen