Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·ge·ruk·te

Bijvoeglijk naamwoord

afgerukte

  1. verbogen vorm van de stellende trap van afgerukt

Werkwoord

vervoeging van: afrukken…
verbogen vorm: afgeruktee

afgerukte

  1. verbogen vorm van afgerukt, voltooid deelwoord van afrukken

Gangbaarheid