Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·geeft

Werkwoord

vervoeging van
afgeven

afgeeft

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afgeven
    • ... dat jij afgeeft. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afgeven
    • ... dat hij afgeeft.