afdoener
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- af·doe·ner
Woordherkomst en -opbouw
naamwoord van handeling van afdoen met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | afdoener | afdoeners |
verkleinwoord | afdoenertje | afdoenertjes |
Zelfstandig naamwoord
de afdoener m
- nietszeggende, algemene opmerking om een discussie voortijdig af te sluiten
Synoniemen
Gangbaarheid
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "afdoener" herkend door:
73 % | van de Nederlanders; |
66 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be