Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·dans·te

Werkwoord

vervoeging van
afdansen

afdanste

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van afdansen
    • ... dat ik afdanste. 
    • ... dat jij afdanste. 
    • ... dat hij, zij, het afdanste. 

Gangbaarheid