Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·bor·ste·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
afborstelen
borstelde af
afgeborsteld
zwak -d volledig

Werkwoord

afborstelen

  1. overgankelijk een pak of ander kledingstuk van aanklevende haren of stof ontdoen met een borstel
    • Dat pak is nog niet afgeborsteld. 
Vertalingen

Gangbaarheid