adventzondag
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ad·vent·zon·dag
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | adventzondag | adventzondagen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de adventzondag m
- een van de vier zondagen die voorafgaan aan Kerstmis
- ▸ Wie de Beeklust Bloazers wil horen kan elke adventzondag van 10.00 uur tot 11.00 uur terecht in de Gravenallee.[2]
Gangbaarheid
- Het woord 'adventzondag' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Han Haveman“Genieten van d’oale roop in Beeklustpark in Almelo” (09-12-2018), Tubantia