adjudiceert
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: adjudiceert (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ad·ju·di·ceert
Werkwoord
vervoeging van |
---|
adjudiceren |
adjudiceert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van adjudiceren
- Jij adjudiceert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van adjudiceren
- Hij adjudiceert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van adjudiceren
- Adjudiceert!
Gangbaarheid
- Het woord 'adjudiceert' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.