Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • adi·eu
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘tussenwerpsel: groet’ voor het eerst aangetroffen in 1475 [1]
  • uit het Frans [2]

Tussenwerpsel

adieu

  1. afscheidsgroet, laatst vaarwel, iemand adieu zeggen
enkelvoud meervoud
naamwoord adieu adieus
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

adieu o [3] [4]

  1. vaarwel, afscheid
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

93 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen