adamsappel
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: adamsappel (hulp, bestand)
- IPA: /ˈadɑmzɑpəl/
Woordafbreking
- adams·ap·pel
Woordherkomst en -opbouw
- eponiem: samenstelling van Adam en appel met het invoegsel -s- , in de betekenis van ‘strottenhoofd’ voor het eerst aangetroffen in 1757 [1][2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | adamsappel | adamsappels |
verkleinwoord | adamsappeltje | adamsappeltjes |
Zelfstandig naamwoord
de adamsappel m
- (anatomie) vooruitstekende gedeelte van het strottenhoofd bij de man
Synoniemen
Vertalingen
deel van het strottenhoofd bij de man
|
Gangbaarheid
- Het woord adamsappel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "adamsappel" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "adamsappel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ adamsappel op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be