Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ac·tie·ve·ling
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord actieveling actievelingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de actievelingm

  1. iemand die heel actief en bedrijvig is
    • Uit de groep actievelingen komen ook de mensen die in de aanloop naar de Kamerverkiezingen in winkelcentra en op het station gehuld in witte jacks met groen D66-embleem gaan flyeren. „Als je in zo’n jasje loopt, moet je even een knop omzetten, want je bent dan opeens wel heel zichtbaar”, zegt Nicolet Theunissen. Ze is de afgelopen jaren zo actief geweest dat de onvermijdelijke vraag op haar is afgekomen of ze zich in 2018 niet verkiesbaar moet stellen voor de gemeenteraad. Nee dus. Ze kiest voor haar eigen onderzoek- en adviesbureau dat ze aan het opzetten is. Maar D66’er blijft ze. „Ik zweef als een stuk beton.”[1] 
Synoniemen

Gangbaarheid

93 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. NRC Mark Kranenburg 5 maart 2017
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be