acquittere
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: acquittere (hulp, bestand)
Woordherkomst en -opbouw
- ac·quit·teer ww met de uitgang -e
Woordafbreking
- ac·quit·te·re
Werkwoord
vervoeging van |
---|
acquitteren |
acquittere
- (in een bijzin) enkelvoud tegenwoordige tijd aanvoegende wijs van acquitteren
- ... dat men acquittere.