Spaans

Uitspraak
Woordafbreking
  • a·cos·tum·brar
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
acostumbrar
acostumbraba
acostumbrado
volledig

Werkwoord

acostumbrar

  1. onovergankelijk gewend zijn, gewoon zijn
  2. overgankelijk wennen, gewennen