achteruitschuiven

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ach·ter·uit·schui·ven
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
achteruitschuiven
schoof achteruit
achteruitgeschoven
klasse 2 volledig

Werkwoord

achteruitschuiven

  1. naar achteren verplaatsen zonder los te raken van de ondergrond
    • De zware kast werd met moeite achteruitgeschoven. 

Gangbaarheid