Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ach·ter·kant
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord achterkant achterkanten
verkleinwoord achterkantje achterkantjes

Zelfstandig naamwoord

de achterkantm

  1. achterzijde, keerzijde, kant tegenover de voorkant
    • Aan de achterkant van het boek kan je meestal de korte inhoud lezen. 
    • Hoewel de bordjes van de veiligheidsgordel aan waren, besloot een vrouwelijke passagier toch het toilet te gebruiken. Maar zij opende per ongeluk de nooduitgang aan de achterkant van het vliegtuig in plaats van de naastgelegen toiletdeur. [2] 
     Achter hen stonden Max en Dennis met grote ogen te kijken naar de achterkant van een klein fototoestel dat Sander vasthield.[3]
     "Simpel gezegd zit de voorkant aan de achterkant en de achterkant aan de voorkant", zegt wethouder Rens Reijnierse van de gemeente Vlissingen tegen Omroep Zeeland.[4]
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen