achtenveertighoek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • acht·en·veer·tig·hoek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord achtenveertighoek achtenveertighoeken
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de achtenveertighoekm

  1. (meetkunde) meetkundige figuur met achtenveertig zijden en hoeken
      Op dezelfde wijze voortgaande, kan men achtereenvolgens een regelmatigen vierentwintighoek, achtenveertighoek, enz. in een gegeven cirkel construeeren.[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    J. Versluys
    “Beknopt leerboek der vlakke meetkunde in heuristische vorm” (1872), P. Noordhoff, Groningen, p.91 par. 229