Frans

Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van croc haakje met het voorvoegsel a- en met het achtervoegsel -er, aangetroffen vanaf de 12e eeuw. [1]
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
accrocher
accrochais
accroché
eerste groep volledig

Werkwoord

accrocher

  1. overgankelijk aanhaken, haken (in alle betekenissen)
  2. overgankelijk (figuurlijk) ophouden, opschorten
  3. overgankelijk (figuurlijk) aan de haak slaan
  4. onovergankelijk blijven kleven, blijven plakken
  5. overgankelijk(luchtvaart) (een ander vliegtuig) haken, aanvallen

Verwijzingen

  1.   Weblink bron accrocher in: Dictionnaire de l’Académie française, 9e édition op dictionnaire-academie.fr