Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ac·cres
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Frans [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord accres accressen
verkleinwoord accresje accresjes

Zelfstandig naamwoord

het accreso

  1. een aangroei of toeneming
    • 30% van het normale accres is ingezet voor betere hygiëne. 

Gangbaarheid

25 % van de Nederlanders;
17 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen