Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ac·ce·le·reert

Werkwoord

vervoeging van
accelereren

accelereert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van accelereren
    • Jij accelereert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van accelereren
    • Hij accelereert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van accelereren
    • Accelereert!