acaciavliegenvangertjes

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aca·cia·vlie·gen·van·ger·tjes

Zelfstandig naamwoord

de acaciavliegenvangertjesmv

  1. verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord acaciavliegenvanger