Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ab·stra·heer

Werkwoord

vervoeging van
abstraheren

abstraheer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van abstraheren
    • Ik abstraheer. 
  2. gebiedende wijs van abstraheren
    • Abstraheer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van abstraheren
    • Abstraheer je?