abrir
Portugees
Uitspraak
- IPA: /aˈbɾiɾ/
Woordafbreking
- a·brir
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
abrir |
abria |
abrido |
volledig |
Werkwoord
abrir
Spaans
Uitspraak
- IPA: /aˈbɾiɾ/
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
abrir |
abría |
abierto |
volledig |
Werkwoord
abrir
Woordafbreking
- a·brir
- onovergankelijk opengaan, openen
- vluchten, weglopen
- overgankelijk openen, openmaken, opendoen
- openscheuren, opensnijden, openknippen