Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • abor·teert

Werkwoord

vervoeging van
aborteren

aborteert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aborteren
    • Jij aborteert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aborteren
    • Hij aborteert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van aborteren
    • Aborteert!