Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • abor·teer

Werkwoord

vervoeging van
aborteren

aborteer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aborteren
    • Ik aborteer. 
  2. gebiedende wijs van aborteren
    • Aborteer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aborteren
    • Aborteer je?