Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Aboriginal


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • abo·ri·gi·nal
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aboriginal aboriginals
verkleinwoord aboriginalletje aboriginalletjes

Zelfstandig naamwoord

de aboriginalm

  1. oorspronkelijke bewoner van een gebied voordat (met name Engelstalige) immigranten zich daar gingen vestigen, of een nazaat daarvan
    Vooral gebruikt als (eufemisme) om de koloniale associaties met inboorling of inlander te vermijden. Wanneer het in feite gaat om mensen met onderscheiden culturen met een eigen naam kan ook "aboriginal" als laatdunkend worden ervaren.
     Een jonge Canadese aboriginal vertelt zijn grootvader hoe wanhopig hij is.[2]
     We wilden onder meer graag een bezoek brengen aan de oudste bewoners van Taiwan, de „aboriginals", van wie de geleerden nog steeds niet weten waar ze eigenlijk vandaan komen.[3]
  2. verouderde spelling of vorm van Aboriginal tot 2006
     Volgens een wijdverbreid verhaal vroeg de eerste Engelse ontdekkingsreiziger die een kangoeroe voorbij zag hoppen aan een aboriginal: ‘Hoe heet dat beest?’[4]
Synoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. aboriginal op website: Etymologiebank.nl
  2.   Weblink bron
    Nathalie Seghers
    “Een verhaal over wolven” op hr-avenue.be
  3.   Weblink bron
    Johan ten Hove
    Op klompen van Peking naar Taipei : 'Ik ben geen Amerikaan, ik kom uit Holland' in: Trouw  , jrg. 37 nr. 10675 (6 februari 1979), Organisatie Trouw, Meppel, p. 9 kol. 6
  4.   Weblink bron
    Peter Burger
    Blunderende ontdekkingsreizigers : Etymologische broodjes-aap in: Onze Taal., jrg. 70 nr. 2/3 (februari/maart 2001), Genootschap Onze Taal, Den Haag, p. 49 op Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren  


Engels

Bijvoeglijk naamwoord

aboriginal

  1. van oorsprong al aanwezig, oer-, oorspronkelijk