Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aard·hoop
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aardhoop aardhopen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de aardhoopm

  1. hoop aarde
    • Maar hoe ongeordend de aanblik er ook uitziet, de buitelingen zijn weldoordacht. Zoals iedere mier in een aardhoop de weg vindt, zo weten American footballers in een kluwen van spelers precies waarmee ze bezig zijn.Want American football is eigenlijk fullcontact schaken zegt John Leijten, de enige Nederlander onder de acht coaches van Admirals.[2] 
    • De aardhopen waren lange tijd een raadsel. Niemand wist wie of wat ze had gemaakt. Was het de wind? Het water? Een hele grote mol?[3] 
  2. (schertsend) kleine heuvel
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Volkskrant Peter Bruin 14 april 2003
  3. NRC Lucas Brouwers 28 mei 2016