aanzwom
- aan·zwom
vervoeging van |
---|
aanzwemmen |
aanzwom
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van aanzwemmen
- ... dat ik aanzwom.
- ... dat jij aanzwom.
- ... dat hij, zij, het aanzwom.
- ... dat ik aanzwom.
- Het woord aanzwom staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.