Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·zweet·te

Werkwoord

vervoeging van
aanzweten

aanzweette

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van aanzweten
    • ... dat ik aanzweette. 
    • ... dat jij aanzweette. 
    • ... dat hij, zij, het aanzweette.