Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·wen·den
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aanwenden
wendde aan
aangewend
zwak -d volledig

Werkwoord

aanwenden

  1. overgankelijk gebruikmaken van
    • Je kunt deze methode aanwenden om het wiskundige probleem op te lossen. 
    • Hij wendde zijn autoriteit aan om zijn eigen zin door te drijven. 
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
aanwennen

aanwenden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van aanwennen
    • ...dat wij aanwenden. 
    • ...dat jullie aanwenden. 
    • ...dat zij aanwenden. 

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be