aanwaait
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- aan·waait
Werkwoord
vervoeging van |
---|
aanwaaien |
aanwaait
- (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanwaaien
- ... dat jij aanwaait.
- (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanwaaien
- ... dat hij aanwaait.
Gangbaarheid
- Het woord 'aanwaait' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.