aanvoelen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: aanvoelen (hulp, bestand)
- IPA: / ˈaɱvulə(n) / (3 lettergrepen)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /ˈanvulə(n)/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈanvulə(n)/
Woordafbreking
- aan·voe·len
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van aan vz en voelen ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aanvoelen |
voelde aan |
aangevoeld |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
aanvoelen
- overgankelijk gevoel hebben voor, bij intuïtie begrijpen
- Hij voelt bij het schaken altijd aan wat zijn tegenstander gaat doen.
- overgankelijk met het gevoel begrijpen
- Aanvoelen dat iemand bang is.
- overgankelijk het genoemde gevoel geven
- De hand voelt koud aan.
- Wat voelt je huid lekker zacht aan zei de verliefde man tegen zijn vrouw.
- ▸ Het woord ‘mild’ had voor haar echter dezelfde betekenis als ‘tucht’ voor ieder ander redelijk denkend mens. Chantal plukte met de vingers van haar rechterhand aan de flinterdunne stof van het zilvergrijze gewaad dat heerlijk koel aanvoelde.[1]
- ▸ Hij knipperde een paar maal met zijn ogen, waarna zijn oogleden een stuk minder zwaar aanvoelden. De overdadige lunch eiste zijn tol.[1]
Verwante begrippen
Vertalingen
1. gevoel hebben voor, bij intuïtie begrijpen
Gangbaarheid
- Het woord aanvoelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aanvoelen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ 1,0 1,1 “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be