Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·vangs·hoog·te
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aanvangshoogte aanvangshoogtes
aanvangshoogten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de aanvangshoogtev

  1. (sport) de hoogte van de lat waar men als eerste overheen probeert te springen bij polstokhoogspringen of bij hoogspringen
     De 32-jarige meerkamper van AV'34 keek na een dag en vier onderdelen nog tegen een achterstand van 54 punten op Ingmar Vos aan, maar zag zijn concurrent zondag falen bij het polsstokhoogspringen. Markies won dat nummer met 4,76 meter, terwijl Vos bij de aanvangshoogte niet over de lat wist te springen.[1]
     Lavillenie maakte zich geen zorgen. De Fransman toonde eerder dit seizoen aan in goede vorm te zijn. Wel hield de olympisch kampioen van vier jaar geleden in Londen een bittere smaak over aan de EK in Amsterdam, begin juli. Daar haalde hij als favoriet zijn aanvangshoogte niet. In Rio de Janeiro maakte hij niet dezelfde fout.[2]
     Bij het polsstokhoogspringen mondde de finale uit in een drama voor Renaud Lavillenie. De Franse titelfavoriet kwam niet over zijn aanvangshoogte van 5,75 meter en viel buiten de prijzen.[3]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Meerkamptitels indoor voor Visser en Markies” (5 februari 2017, 19:05), NOS
  2.   Weblink bron “Polsstokhoogspringer Da Silva brengt Brazilië in extase” (16 augustus 2016, 05:04), NOS
  3.   Weblink bron “Lavillenie gokt verkeerd, Turken heersen op horden en tien kilometer” (8 juli 2016, 22:02), NOS