Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·staar·de

Werkwoord

vervoeging van
aanstaren

aanstaarde

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van aanstaren
    • ... dat ik aanstaarde. 
    • ... dat jij aanstaarde. 
    • ... dat hij, zij, het aanstaarde. 

Gangbaarheid