Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·spoor·den

Werkwoord

vervoeging van
aansporen

aanspoorden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van aansporen
    • ...dat wij aanspoorden. 
    • ...dat jullie aanspoorden. 
    • ...dat zij aanspoorden. 
     Hoewel sommige hersencellen haar aanspoorden tot vriendelijke lichaamstaal, wilde een bepaald gedeelte hieraan niet meewerken.[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen