Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·scherp·ten

Werkwoord

vervoeging van
aanscherpen

aanscherpten

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van aanscherpen
    • ...dat wij aanscherpten. 
    • ...dat jullie aanscherpten. 
    • ...dat zij aanscherpten. 

Gangbaarheid