Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·por·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aanporren
porde aan
aangepord
zwak -d volledig

Werkwoord

aanporren

  1. overgankelijk aansporen
  2. overgankelijk iemand een veelbetekenende por geven

Gangbaarheid

71 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be