aanneming
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- aan·ne·ming
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van aannemen met het achtervoegsel -ing [1][2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aanneming | aannemingen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de aanneming v
- het aannemen van een werk, een levering, aanbesteding
- aannemen van een persoon als (of tot) zoon of dochter, adoptie
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord aanneming staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aanneming" herkend door:
86 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ aanneming op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be