Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·ne·ming
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aanneming aannemingen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de aannemingv

  1. het aannemen van een werk, een levering, aanbesteding
  2. aannemen van een persoon als (of tot) zoon of dochter, adoptie
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

86 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen