aanlokke
Nederlands
Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
Woordafbreking
- aan·lok·ke
Werkwoord
vervoeging van |
---|
aanlokken |
aanlokke
- (in een bijzin) enkelvoud tegenwoordige tijd aanvoegende wijs van aanlokken
- ... dat men aanlokke.
vervoeging van |
---|
aanlokken |
aanlokke