aanlache
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- aan·la·che
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
aanlachen |
aanlache
- (in een bijzin) enkelvoud tegenwoordige tijd aanvoegende wijs van aanlachen
- ... dat men aanlache.
vervoeging van |
---|
aanlachen |
aanlache