aanklagen
Nederlands
naamwoord van handeling | |
---|---|
zelfstandig | bijvoeglijk |
aanklagen | aanklagend |
aanklacht | aangeklaagd |
aanklager | |
aangeklaagde |
Uitspraak
Woordafbreking
- aan·kla·gen
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van aan vz en klagen ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aanklagen |
klaagde aan kloeg aan |
aangeklaagd |
klasse 6
zwak -d
|
volledig |
Werkwoord
aanklagen
- overgankelijk, (juridisch) iemands handelingen bij een gerechtelijke instantie aanhangig maken.
- De vechtende mannen werden aangeklaagd door de cafébaas van wie het café was vernield.
Vertalingen
1. iemands handelingen bij een hof aanhangig maken met een officiële beschuldiging
Gangbaarheid
- Het woord aanklagen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aanklagen" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be