Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·hield

Werkwoord

vervoeging van
aanhouden

aanhield

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van aanhouden
    • ... dat ik aanhield. 
    • ... dat jij aanhield. 
    • ... dat hij, zij, het aanhield. 
     Ze was een menselijke bulldozer die een rechte lijn aanhield.[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen