Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·hark·ten

Werkwoord

vervoeging van
aanharken

aanharkten

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van aanharken
    • ...dat wij aanharkten. 
    • ...dat jullie aanharkten. 
    • ...dat zij aanharkten. 

Gangbaarheid