aanhaal

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  aanhaal    (hulp, bestand)
• IPA: / ˈanhal / (2 lettergrepen)

Woordafbreking

• aan·haal

Werkwoord

vervoeging van
aanhalen

aanhaal

1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanhalen
   

   • ... dat ik aanhaal. 

Gangbaarheid

• Het woord 'aanhaal' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.